Het schip vaart
langzaam de haven uit, vele broeders hebben plaats genomen.
De mistvlagen versperren het volledige uitzicht. Alleen de kapitein
weet te laveren.
Het kompas is volledig op hol geslagen. De wijzers geven weer dat er zwaar weer op komst is.
Bliksemflitsen schieten door de zwarte lucht.
De mensen sidderen, de banken zijn hard en het water sijpelt genadeloos binnen.
Met doodsverachting blijft men zitten en richt zich op de horizon.
Schuimend en slingerend gaat men verder.
De voorsteven schuurt over de zandbank.
Allen voelen doodsangst en weten niet of men bakzeil gaat halen.
Het schip steigert tegen de golven.
Groen en misselijk zitten allen vastgeklemd.
De emoties breken los.
De hemel splijt open.
Een grote lichtstraal bevindt zich boven de boot.
De dolfijnen staan klaar om hulp te bieden.
Een stem die door allen van binnenuit wordt verstaan, geeft het gevoel van veiligheid.
Het schip gaat niet ten onder met man en muis, maar de kapitein brengt allen veilig op weg.
Dan bedaart het stormachtige weer.
De regen, ijsregen verkleumde de mens, maar de mens veert op en verwarmt zich aan elkaar.
De plaats van bestemming is in zicht.
Een landschap zo pril, zo uitnodigend, dat een ieder zich er aan kan warmen.
Piramides doemen op.
Bergen met zand, wat glinstert als goud.
De boot wordt op het droge getrokken en laat een spoor na om te volgen.
Zelden heeft men zo'n barre tocht doorgemaakt.
De mens heeft zich geweerd en met ijzeren wilskracht ligt hij te drogen,
onder de gloeiende bol. |
|

En de kapitein, hij lacht en vergenoegd zich bij de aanblik van de halfverdronken schapen.
Met trots wijst hij ze de weg over het duin waar alles, maar dan ook alles voor hun ligt opgesteld.
Waarlijk de mens die dit heeft durven af te ronden.
Hij is vrij en wandelt aan de goddelijke hand.
De kapitein is druk bezig de volgende lading op te halen.
Deze boot is thuisgekomen, een ieder heeft de reis volbracht.
Een reis die eeuwen duurde en een allen thuis heeft gebracht.
Vanuit het moederschip, toen men allen werd verbroken, mag men in
volledige harmonie de banden weer helen.
Tranen worden gedroogd, men heeft het overleefd.
De hemel staat te stralen, de lucht is stralend blauw.
Nog nooit is men zo blij geweest om een lading zo kostbaar te mogen vervoeren.
De mens die deze barre tocht durfde te weerstaan, heeft het respect verworven
van diegene die alles heeft geschapen.
Nu zal alles zich openbaren wat opgeslagen lag, in de eeuwen der eeuwen
en de mensheid zal zich verrijken.
Zo spreekt God.
Amen. |