|
Opgetekend: 6 december 2002...
Het schip is gekapseisd, de boot helde al heel lang over.
Met man en macht probeerde men overeind te blijven.
De kapitein deelt zuurstofmaskers uit.
Velen zijn al overboord geslagen.
Hij trekt ze naar boven en verzamelt dekens
voor diegenen die onderkoeld zijn.
De meeuwen krijsen.
Een grote vogel hangt boven de boot en wijst de kapitein de weg naar de overboord geslagenen.
De mist is dik, de lucht zeer donker.
Vele reddingsboten zoeken op volle zee, maar kunnen de drenkelingen niet vinden.
De kapitein heeft alles in de hand.
Velen spartelen of zijn in de reddingsboten gegaan.
Een misthoorn geeft geluid in de verstilde nacht.
Allen weten dat hun leven aan een zijden draadje hangt.
De kapitein weet als geen ander, dat hoe men ook spartelt, er voor ieder hoop is.
Maar de tijd dringt wel, de winter nadert.
De koude is al doorgebroken en de drenkelingen moeten uit het water voor het ijs op komt zetten.
De kapitein krijgt assistentie.
Een helikopter hangt erboven.
Dikke touwen worden aangereikt, aaneen gevlochten touw van mensenhanden,
wordt men één voor één opgetrokken.
Geen onderkoeling, geen rondzwermende haaien.
Alles passeert op de rand van overleven.
Als de wijzers van de klok zo secuur is de reddingsactie ingezet.
Niet allen willen het touw pakken.
Zij drijven en denken zelf te kunnen overleven.
De kapitein laat ze spartelen.
Maar voordat de winter nadert en het ijsvliesje dichtvriest moeten ze opgetrokken zijn.
Een reddingsoperatie als nooit tevoren.
Volledige overgave wordt vereist.
De helikopter brengt allen naar de voor hen bestemde oorden waar nieuwe uitdagingen wachten.. |
|
|
|
|