|
Opgetekend: 6 januari 2003...
De ridder begeeft zich op het
strijdtoneel.
De weg naar huis is nog een moeilijke opgave.
Een donkere havik hangt boven het ravijn en al cirkelend brengt hij de mens in verwarring.
Schimmen duiken op, een flauw licht weerspiegelt aan de horizon.
Het paard heeft er flink de pas ingezet en de ridder wankelt op de flanken.
Een licht gaat voor hem uit, hij is al zo lang van huis.
Zijn ziel wacht op het teken dat de weg is vrijgemaakt.
Zijn kleding is gehavend, het aangezicht geschonden.
Van de trots die hij vervoerde in zijn zadeltassen is bitter weinig meer over.
In gedachten ziet hij haar, de vrouw, zijn gemalin door de eeuwen.
Haar trieste ogen vertellen hem dat er pijnen zijn tussen beide kanten.
Het vrouwelijke stuk wilde zo graag veiligheid, de mannelijke kant wil bescherming bieden.
Samen willen ze alleen maar de dans dansen en gezamenlijk de balzaal betreden.
De eerste dans der dansen, opgetekend in het balboekje, zal alleen
maar plaats kunnen vinden als er volledige toestemming en harmonie is.
De ridder heeft zich lang verborgen.
Een maliënkolder omgesnoerd, een stoere lans om het middel waar hij in de loop der tijden mee heeft verwond.
Weg met al dat uiterlijk vertoon, de ridder komt gebroken en kreupel aan.
Zijn gemalin wacht hem op
met de vele littekens die zij heeft opgelopen.
Dan uiteindelijk dimmen de lichten, de muziek zwelt aan.
De ridder en zijn gemalin betreden de balzaal waar eindelijk onder vele belangstelling
het grote feest kan beginnen.
Nimmer in de geschiedenis zal men zo'n mooi feest mogen ervaren, het feest van de rechtvaardigheid.
Uit een fontein spuit water, in mooie hartvormen neergezet.
De ridder geeft zijn gemalin een ring met het oude kasteelembleem.
Vol trots kijkt zij naar de ranken op de ring die het fijne goud omlijsten en sieren.
Jaren hing er een zweem omheen, nu flonkert hij in zijn volle uitrusting.
Het oude kleed is gezuiverd.
Zie ze staan in het prachtigste witte linnen kleed.
Duizenden rozen sieren het geheel en de zeven poorten openen zich.
De ridder en zijn gemalin hebben na lange omzwervingen de totale zuivere weg
naar huis terug gevonden.
Een prachtige lotusbloem opent zich, met de dauw op de bladen.
Een hoopvolle toekomst
tekent zich hierin af.
|
|
|