|
Opgetekend: 22 juni 2004..
De ridder heeft een onnoemelijke honger naar kennis.
Lange tijd is hij op weg naar de graal.
Alle uiterlijke zaken worden hem ontnomen.
De enige weg is de weg van zuivering en waarheid.
En aan de horizon staat de gloeiende zon.
Een zeer verlaten weg heeft de ridder als doel.
Vermoeid en zeer gebroken vindt hij zich een weg naar de bron om
zich te laven.
Is dat nu een deja-vu?
Is het water nog zo ver weg?
Hij stond er toch zo dicht bij..
Of is alles een illusie gebleken..?
Badend in het zweet werd hij wakker.
Was dit wel het goede pad om te gaan?
Wat heeft hij in zijn droomtoestand allemaal in zijn omgeving aangericht?
Hoeveel keer brak hij zijn woord?
Hoeveel keer pijn aangebracht bij mensen?
Speciaal bij hen die hem zo liefdevol behandelden..
Waarom toch, hij wilde toch niet zo zijn..
Hij wilde liefhebben en liefdevol zorgen, maar de weg liep zo anders.
Wat of wie was degene die mij zo stuurde?
Of was ik te zwak om zelf mijn weg te gaan?
Met hulp zou dat lukken?
Zou de poort dan open gaan?
Zou de weg dan anders lopen?
En breekt voor de ridder ook de dag van de waarheid aan?
Velen zijn al zo ver gekomen en hebben de scherven opgepakt.
Mogen deze ridders ook in het volste vertrouwen het juiste pad kiezen om
de doolhof te verlaten..
En de gemalin, zij wacht.
Met tranen in de ogen weet zij dat door de barre tocht de wonden van haar
worden losgetrild.
Om voor eeuwig te transformeren.
De ridder wil naar huis. De gemalin wil rust en kijkt naar hem uit.
God wil een wonder verrichten en deze twee kinderen voorgoed in de echt
verbinden.. |
|
|