|
Opgetekend: 27 juni 2004..
|
Eindeloze diepten, duizelingwekkende hoge bergen, een stralende gouden
bol.
Een donkerbruine arend, de vleugels gespreid, hoog cirkelend boven de
steile bergplateaus, als een kompas fungerend voor de voortstrompelende mens.
De bergwanden zeer steil en glad.
Moeilijk het volledige evenwicht te behouden.
Treden met uitgesleten delen, zo tast de mens de trappen af.
De ene helft op weg op de grijze bergen.
Gedeeltes omlaag, sommige omhoog, bewingerde paden.
Een uitzichtloze wildernis waar de mens met hulp vakkundig wordt
doorgestuurd.
De weg, de zware weg naar huis.
De inwijdingen onderweg, de beproeving.
Om dapper de grote poort uiteindelijk te betreden.
De mens gelouterd en gezuiverd op zijn pad.
Jaren, seizoenen met enorme doorzettingskracht.
Om uiteindelijk, gebroken maar glorieus, de uiteindelijke bestemming te
bereiken.
Ezechiël. |
|
|