|
Opgetekend:
7 januari 2010..
Een blauwe lucht, een spiegelgladde weg.
Strooiwagens reden af en aan.
Een man en een vrouw in een auto.
De verwarming was uitgevallen en de weg was onberijdbaar. Auto's
schoven vooruit. Door de sneeuw geen streep te zien. Ook de
lichten gaven niet voldoende zekerheid.
Een glad stuk, een rare zwaai en de auto schoof opzij van het
talud af. Naar beneden, op z'n kop in een sloot. De vrouw en man
waren verdoofd.
Zij kwam het eerst bij zinnen. Het bloed gutste over haar
hoofd...
Een hel wit licht trok haar omhoog. Zij voelde zich opgenomen en
werd erg rustig. Een prachtige witte gedaante hield haar stevig
vast.
'Mijn vriend...', dacht ze nog.
Maar als bij een ingeving wist ze: die wordt gered.
Zij zweefde hoog in het licht, voelde zich vrij en verzorgd.
"Bent u een engel?, ken ik u...?"
Net toen ze op antwoord wachtte voelde ze een alles omvattende
pijn. Ze lag weer in de auto, bebloed. Het licht wat ze voor die
tijd aanschouwde was weg. Daarvoor in de plaats een sterke lamp
van de hulpverleners die haar er uit trokken.
Beiden werden gered en genazen ook na lange tijd.
'Wat een wonder', dacht ze. 'Ik dacht dat ik niet meer leefde.'
"Het was jouw tijd nog niet mijn kind", fluisterde de engel. "Ga
door met jullie leven. En voel het alsof je voor de tweede keer
bent geboren..." |
|
|
|