|
Opgetekend: 19 juli 2020
Mistroostig keek ik altijd door mijn
jampotglazen. Zo noemde ik mijn bril. Dik en ongemakkelijk
om er door te zien. Eerst hielp die bril nog.
En toen was op een ochtend het zicht helemaal weg. Mijn ogen
prikten en deden zeer. Maar geen licht kwam er doorheen. Het
leven dat ik toen moest leiden was zwaar, ongemakkelijk en
eenzaam. Tot op de dag dat ik niet goed uitkeek...
Ik liep frontaal tegen een bus. Veel herinner ik mij niet
meer, alleen dat ik weer kon zien. Ik had geen aardse
beperkingen meer. Aan Gene Zijde, aan de kant van de Grote
Vader was alles licht en helder. Wat voelde ik mij vrij. Ik zie
hier prachtige planten en vogels. Een prachtig diffuus licht vol
warmte. Jammer dat ik eerst moest sterven om dit
mee te kunnen maken... |
 |
|
|