|
Opgetekend: 4 mei 2019
|
Voorwoord... Een overpeinzing uit de
jaren van de oorlog... Hoe was het mogelijk dat de ene mens dat
een ander aan kan doen. Zo wreed, zo barbaars... Maar het is
zoals zo vele dingen: Je zoekt het niet, het overkomt je. Ik
wilde dit zo graag vertellen, maar niet om mijzelf schoon te
praten. Daar liep ik dan. Uit de trein op
het perron, meegenomen uit mijn huis. Mijn God, wat was ik
bang. Zouden ze vrouwen ook zonder respect behandelen...? Of
had ik geluk en vonden ze mij te mooi en wilden ze mij sparen...?
Wanhopig liep ik in een drukke rij vol met mensen. Allen
verdrietig en bang voor wat er ging komen. Ik zag ouders
gescheiden worden van elkaar. En nog erger, hun kinderen bij hen
weggehaald worden. Een afschuwelijk geluid, zoveel huilende
kinderen. De soldaten liepen met baby’s alsof het poppen
waren. Geen enkel respect voor het leven. Wat betekende voor hen
immers een mens? In alles zagen zij een vijand. Een
soldaat, een hogere militair, zag ik naar mij kijken. Hij begeerde
mijn lichaam. En iets wat ik nooit zou doen: Ik verkocht mijzelf,
om weg te komen van alle gruwelen. Wat haatte ik mijzelf. Maar ik
hing zo aan het leven. Eerst haalde hij mij bij de
gaskamers vandaan. En na enkele maanden liet hij mij
ontsnappen want ik was niet meer die mooie vrouw. Ik was een
uitgemergeld skelet. Moederziel alleen in een vreemde omgeving
kwam ik terecht. Zo gevaarlijk. Maar wat omarmde ik de vrijheid.
Dankzij deze man had ik immers nog een leven. Ook
deze officier wilde dit alles niet. Geen mensen onderdrukken. Ook
een pion in het rad, het rad van verderf. Iets wat nooit had mogen
plaatsvinden. Zo beestachtig, zo verachtelijk. Dit kun je niet
beschrijven en wil je ook eigenlijk niet. Na zoveel
tijd wilde ik de waarheid vertellen. Vaak dacht ik aan de
mensen die niet dat geluk hadden en beestachtig werden afgemaakt.
Dan schaamde ik mij en dacht: was ik maar een van die moeders
geweest. Maar dan nog, daar hadden ze hun kinderen niet mee terug.
Dit was mijn karma. Ik had vast nog een andere taak in dat
leven. Nawoord... Velen geven God de
schuld. Maar dat is niet correct. De mens had een vrije wil en de
mens had dit vrijwillig gedaan. Een periode, een zwarte bladzijde
in de geschiedenis. Mijn naam was Maria |
|
|