Oh mijn kinderen, wij werden opgehaald.
Ik wist dat ik het zelf niet zou overleven, maar ik had toch
niet deze kinderen op de wereld gezet om zo te moeten eindigen.
De angst hing om mij heen. In die ratelende
trein kon ik ternauwernood mijn kinderen bij mij houden. Andere
mensen hielpen mij daarbij. Wat konden die kinderen daar nu aan
doen dat ze als joden waren geboren... Op de
bestemming aangekomen werden de kinderen bij mij vandaan gerukt.
Het verdriet dat ik toen voelde was als een gapende wond waar
men iets bijtends in strooide. Zelf werd ik meegenomen. Ook mijn
baby, die ik nog voedde, moest ik afgeven. Waar zijn zij
gebleven...? Moesten ze ook dood of zijn ze meegenomenen,
opgenomen in duitse gezinnen? Vader God bad ik, Jezus was
toch ook een jood... Help ons in deze gruwel.
Nu kijk ik
terug. Natuurlijk heb ik het niet kunnen
overleven, de gaskamer wachtte ook op mij.
Zó lang had ik na mijn overlijden tijd nodig.
Ik was totaal getraumatiseerd. Mijn wens is om te
reincarneren, om ooit in een volgend leven herenigd te worden
met mijn kinderen. Het leven was zo onbarmhartig. Ik vraag
om een rustig bestaan als ik weer terug mag naar de aarde. En
dat de mensen die ons dat hebben aangedaan inzicht krijgen.
Niemand, maar dan ook niemand verdient zo ’n vreselijk lot.
|
|