|
Opgetekend: 5 juli 2013
Voorwoord
De man die deze boodschap doorgaf had zo’n wroeging en spijt.
Zijn naam gaf hij niet, maar diegene voor wie dit bestemd is zal dit
lezen, vertelde hij.
Ik ben je verloren mens, net toen wij het samen zo fijn hadden.
Een zware pijn overviel mij en drukte als een steen op mijn
borst. Ik wilde nog wat uitbrengen maar de woorden stierven weg.
Ik was je niet altijd trouw. Had als man een gevoel voor
vrouwen. Maar als ik dan over de streep heen ging dacht ik
gelijk aan wat er thuis op mij wachtte.
Jij die altijd voor mij klaar stond en zo liefdevol was, en
zuiver. Ik schaam mij zo, kan het niet meer teniet doen. |
|
Nu is mijn leven over.
De Vader wachtte op mij, alles was ‘Licht’. In weemoed kijk ik
naar de aarde en voel jouw verdriet en tranen. Weet dat je
ondanks alles de zon in mijn leven was, mijn grote steun.
Ik wacht op een weerzien.
Allerliefste, ik bewonder jou.
Ik hou van je en vergeef mij aub. |
|
|