|
Opgetekend: 26 maart 2015
Voorwoord
Er tekende zich een man af. Verscholen onder een kap,
schuifelend, hoofd naar beneden, schuchter om zich heen kijkend...
|
|
“Ik heet Ivo.
Ik was frater, leefde eeuwen geleden en ik wil graag mijn
verhaal kwijt.
Vele eeuwen geleden moesten wij ploeteren voor ons brood. De
landheer eiste vele manuren en joeg ons op.
Wij waren arme monniken, deemoedig. Leefden op de armoedegrens
en liepen vele kilometers vanaf de kloosters, dag in, dag uit.
Omdat het klooster arm was stuurden ze de monniken er op uit.
Wij werkten vooral in de boomgaarden (de bongerd) en verrichten
hand- en spandiensten bij de kastelen.
Als wij niet luisterden of hard genoeg werkten, daarvoor
bestonden lijfstraffen. Je werd gegeseld of erger nog, je moest
het bekopen met de dood.
Ik was frater, jong en nogal opstandig.
De verwachtingen waren klein, maar ik wilde het gevoel hebben
dat ik leefde. Omdat ik mijn taak niet goed uitvoerde hebben ze
mij opgeknoopt aan een dikke boom. Heel langzaam trokken ze het
touw aan. Het bloed trok uit mij weg. Mijn gedachten waren: Zo
hebben ze Jezus ook omgebracht… Ik zag een geweldig licht
en werd opgetrokken naar de Grote Vader.
Waarom? Wat is het recht van de ene mens naar de ander?
Wie geeft het recht om een ander te doden?
Een ieder wil toch leven…?
In oude tijden was er veel onrecht.
Maar de mensheid heeft nog niet zoveel geleerd. Men oordeelt en
veroordeelt nog steeds, door alle eeuwen heen.
Ik heb geen rancune.
Ik wacht erop om opnieuw te kunnen reïncarneren,
terug naar moeder aarde.
Eén ding is zeker:
Ik zal geen bloed met bloed vergelden.
Ik ga leven in liefde.” |
|
|
|