|
Opgetekend: 28 augustus 2002...
De stille wateren zijn
omgeslagen naar kolkende rivieren.
In de flank van het schip is een gat ontstaan.
Het drijfzand doemt op, men kan niet anders laveren.
Onherroepelijk wordt men er in vast gezogen.
De noodklok luidt, de vuurtorenwachter heeft zijn toren betreden
en heeft de bakens uitgezet..
De gemoederen zijn in rep en roer.
Het schip zwalkt, en probeert zich los te trekken.
De hemel, de lucht is dreigend.
In de verte is de weerspiegeling van de koperen bol.
Heb genade Heer met allen die van goede kanten komen.
Zij zoeken al ras, maar blijven steeds dwalen.
De poortwachter deelt lantaarns uit.
Het licht zal u begeleiden op het voor u moeilijke pad.
De tranen zullen rijkelijk vloeien, het ach en wee is niet van de lucht.
Maar zij die al gestadig doorgelopen waren op hun barre tocht,
slepen de achterblijvers voort.
De winter nadert, het vee moet naar de stal.
Er moet rust komen in alle gelederen en een vrije doortocht voor allen.
Geestelijk wordt men bijgeschaafd, de mens wikt en weegt.
Maar God de grote herder, zal allen naar hun bedstede begeleiden.
Hou vol kleine mens, nog nooit heeft u zo dicht bij het vuur gestaan.
Wees u bewust van het heil der mensheid en God zal u helpen uw taak te volbrengen.
In de lucht klinkt een gezang, een ritmisch geklap om u te begeleiden.
De poort, de deur schuift ongemerkt open en u zult de pracht aanschouwen als men doorloopt.
Vol van eerbied knielt men neer.
Van allen uitverkoren zullen alleen zij die een ijzeren wil toonden mogen tronen op de schoot van God.
Het uur is aangebroken om u voor te bereiden
op wat u in uw stoutste dromen nooit kon bedenken.
Dank mijn kind. |
|
|