|
Opgetekend 1 maart 2003...
Een rozenknop zo teer, de blaadjes fier omhoog,
niet wetend welk een ontelbare schoonheid het uitstraalt.
Een web omringt met flarden, ragfijn de draden gesponnen, hangt
doodstil te schommelen tot de aas kan worden gevangen.
De roos zo geurend, haar complete volheid tentoongespreid, de blaadjes
zo kostbaar als het zuiverste zilverwerk.
De spin op de loer, om het slachtoffer te verschalken, die zich vrij
gewillig in het web laat pakken.
De roos was zo lang verlept, zij liet haar blaadjes zo lang hangen.
Maar nu is zij opgefleurd, en ademt schoonheid uit.
Het object is gevangen in het web, wetend dat er geen andere weg was
te gaan, komt met kracht omhoog, en bevrijd zich van deze tentakels.
De roos staat in de gouden zon, laat zich in haar groei volledig
leiden en kijkt peinzend naar de nieuwe loten om haar heen.
|
Het web wordt uiteengescheurd, de kracht van eeuwen
komt boven. Niet meer gevangen… ik bepaal… De weg die voor mij ligt ga
ik lopen! |
De roos voelt zich geborgen.
En dan plots verschijnt ook de nieuwe loot, die gaat open als bij
toverslag. En een prachtige roos kijkt glimlachend de wereld in.
Het web is niet functioneel meer, de spin is uitgeroeid en verslagen.
De rozen staan samen te stralen en verspreiden de zoetste geuren.
En als bij toverslag gaat het kleine lootje open.
Het meest zuivere roosje wat men zich maar kan bedenken zit nog veilig
geborgen tussen het groen.
Na lange, lange tijden, is er een begin gemaakt,
van een onnoemelijke rozentuin die in schoonheid zijn weerga niet
kent. |
|
|