|
Opgetekend:
15 februari 2022
Voorwoord
Een verhaal over onrecht.
Wie overkomt dat niet in
het leven? Velen hebben daarmee te maken.
Deze vrouw wilde graag haar verhaal vertellen.
Zij is al geruime tijd aan Gene Zijde...
Als kind was ik al niet erg blij met
mijzelf. Een grote neus, uitstaande oren, kortom geen
schoonheid te bekennen. Op school werd ik aardig gepest. Zal
ik als 'lelijk eendje' wel kunnen functioneren in de
maatschappij...? Nu had ik ook het probleem dat mijn moeder een
mooie vrouw was met mooi haar en een roomkleurige huid. Kortom
vele problemen waar ik als kind mee zat. Gelukkig had
ik vriendinnetjes. Maar die keken eigenlijk tegen mij op omdat
mijn ouders zo rijk waren. Alles kon immers. Hoe eenzaam voelde ik
mij als enig kind in dat grote huis... Toen ik een
opleiding volgde ging ik op kamers en verdween in de anonimiteit.
Ik zag er wel veel beter uit, maar een vriendje was er nog steeds
niet. Diploma’s haalde ik met gemak. Maar ik had geen zin om
verder te gaan studeren. Toen kwam de tijd dat ik toch moest gaan
werken. "Laat mij jou helpen", zei mijn vader. Ik
heb vele bedrijven...". Maar ik wilde alles zelf doen. Een
aantrekkelijke advertentie in de krant trok mij over de streep.
Een groot kantoorgebouw waar veel vrouwen werkten. Ik moest achter
een bureau gaan zitten en wat werkjes doen. Maar wat voelde het
daar kil en koud. Niemand sprak tegen mij. Ook schoven ze alle
nare klusjes af op mij. Het werd nog erger: ik kreeg de schuld van
iets wat ik niet had gedaan. Men stuurde mij weg naar een andere
afdeling. 's Nachts in bed lag ik te huilen. Ook
voelde ik mij lichamelijk zo naar dat ik een dokter bezocht. Die
constateerde dat ik een zwak hart had: "Hartritme stoornis", zei
hij. Met zware medicatie mocht ik weer gaan werken. "Goed
medicijnen innemen", zei hij. Toen ik weer terug op
de afdeling kwam negeerden ze mij. In gedachten zat ik weer op
school om gepest te worden. Ze vonden mij zo’n onbenul dat ze
bedacht hadden: werk jij maar in het magazijn en het opberghok. En
daar gebeurde het: Net voor het weekend sloten ze mij op...
Daar zat ik dan. Ik wist dat ze het met opzet hadden gedaan. Bij
het weggaan hoorde ik ze lachen. Daar zat ik dan. Koud, zonder
eten, al die dagen. Maar het ergste: zonder medicijnen. Pas in de
loop van de maandag kwam iemand er per ongeluk achter dat ik
opgesloten zat. Ze haalden mij er uit en met een spierwit gezicht
zat ik daar. In wanhoop belde ik naar huis. Na
een gesprek met mijn vader rechtte ik mijn rug en riep allebei de
afdelingen bij elkaar. "Zo..., zei ik, dus jullie wilden van
mij af... Zonder mijn medicijnen had ik dood kunnen gaan,
beseffen jullie dat? Wie heeft dit verzonnen? Waar komt
die haat vandaan? Wat heb ik jullie gedaan? Het werd erg
stil, totdat ze stiekem gingen lachen en elkaar gingen aanstoten.
Dit was voor mij een brug te ver... Ik was
zwak en lief van aard, maar het onrecht mij aangedaan maakte mij
sterk. Ik ging op een stoel staan, keek ze een voor een aan, en
sprak: "Jullie zijn allen ontslagen ! Je dacht mij dwars te
zitten. Maar dit is zo’n groot onrecht wat jullie mij hebben
aangedaan. Dit kan niet meer". Ze begonnen te gniffelen.
Maar ik zei: "Dit bedrijf is van mijn vader, jullie baas.
Eruit allemaal...! Nu…!" Toen hield mijn hart op met
kloppen. Het was mij allemaal teveel geworden. ik viel op
de grond en werd opgetild door het Grote licht. Mijn laatste
gedachte was: "Nu word ik nooit meer gepest" |
 |
|
|