Ik was een
mooi meisje. Helaas leefde ik in een arm land, vooruitzichten
waren er niet. Ja, hard werken achter een kassa. Daar moest ik het
mee doen. Een enkele keer sijpelden er tijdschriften door uit de
westerse wereld. Mooie vrouwen, mooie kleding, rijke make-up en
sieraden stonden er in. De bladen waren op het laatst helemaal
verkreukeld, steeds keer ik ernaar.  |
Op een dag kwamen er
circuswagens in het dorp waar ik woonde. Heel stiekem ging ik een
kijkje nemen. Mensen, dieren, wat een verblindende wereld. Ik keek
naar de mannen, donker van haar en goed gekleed. Heel sexy
probeerde ik hun aandacht te trekken. En ’s avonds, toen ik van
mijn werk kwam, hield een man mij aan. Ik keek in een paar
prachtige bruine ogen. Hij flirtte met mij en vroeg mij mee te
gaan. Angstig ging ik mee naar zijn caravan. Ik keek mijn ogen
uit, veel posters van aantrekkelijke westerse vrouwen. Oh wat
voelde ik mij klein en onzeker. Ik was pas 17 geworden en erg
bleu. Hij was wel erg aardig. Meerdere dagen wachtte hij mij op.
Op een avond gaf hij mij drank. Ik kon daar absoluut niet
tegen. Hij kuste mij en in een roes van alcohol werd ik verkracht.
Toen ik bijkwam tastte ik naar de deur. Die zat op slot. Ik zag
dat wij al reden. Hij had mij meegenomen, ontvoerd. Ik gilde,
schopte, schreeuwde, maar hij lachte alleen maar. Ik begreep dat
ik al lang in een ander land was. Daar gaf hij mij over aan een
andere man, hij verkocht mij gewoon. Die behandelde mij ruw,
randde mij aan en tatoeëerde zijn naam in mijn hals. Ik schreeuwde
het uit. Van toen af aan was ik zijn bezit en werd ik
te werk gesteld als callgirl. Verdrietig, schaars gekleed, hing ik
in een paal en werd meegenomen naar vele kamers. Ik schaamde mij
zo. Ik was radeloos. Hier zou men mij nooit vinden. Vele vieze
bezwete mannen namen bezit van mij. Tot op de dag dat ik zo bont
en blauw werd geslagen omdat ik te weinig had verdiend. Dit was
voor mij de doorbraak. Toen er even niemand keek, hoe bestaat het,
liep ik weg. In mijn goedkope bordeeloutfit waar
mensen hun neus voor optrekken zocht ik naar een brug. Daaronder
liep water. Heel verdrietig liet ik mij erin zakken. Dag wereld,
dag ongelukkig bestaan, laat mij maar verdrinken. Het water kwam
al snel over mij heen. Ik voelde erge angst toen het water in mijn
longen liep, maar voor mij was het genoeg. Als er hierna iets is,
waren mijn laatste gedachten, haal mij dan aub op.
Het Witte Licht scheen over mij heen, mijn laatste gedachten. Nu
is het goed, er wordt nu voor mij gezorgd. Ik hoef mij nooit meer
te schamen… |