|
Opgetekend:
4 maart 2022
Mijn naam is Margreet.
Ik ben niet zo’n
schrijver, maar dit wil ik toch graag kwijt.
Als klein meisje had ik het niet
gemakkelijk. Al geruime tijd was mijn moeder ziek en van kinds
af aan moest ik voor haar zorgen. Vader had niet zoveel verstand
van het huishouden dus alle taken waren voor mij. Al
heel jong kon ik koken en de was strijken. Wij woonden in een
groot huis dus er was altijd iets te doen. Ik had meerdere broers,
die allen verzorgd moesten worden. Zo kwam ik mijn jeugd en
schooltijd door. Nooit tijd voor mijzelf, eigenlijk een saai
leven. Mijn vader werkte altijd, ook in de avond. "Er moet brood
op de plank komen", zei hij altijd. Tot op de dag dat hij werd
aangereden door een vrachtauto. Hij was op slag dood. Daar stond
ik dan met een zieke moeder en vele broers. Wie dacht er wel eens
aan mij? Ik kon niet studeren, maar door de jaren heen mijn broers
wel. Na de studie kregen ze zelfs verkering en trouwden. Twee
gingen er zelfs naar het buitenland. Ik bleef achter
met mijn zieke moeder. Geen goede scholing, geen toekomst.
Vaak was ik verdrietig… “Waarom ik…?” Ik kwam nergens. Ook een
partner vond ik niet. Ik werd al een echte oude vrijster. Jaren
verzorgde ik mijn moeder, tot op haar sterfbed. Nu begint mijn
leven, dacht ik. Eerst nam ik autorijles en ging naar de
kapper. En natuurlijk kocht ik mooie kleren, geld was er genoeg.
Dat ik steeds zo extreem moe was, dat had ik al heel lang. Ik gaf
de schuld aan mijn drukke leven. Toch maar eens naar een arts,
daar was ik nog nooit geweest. En daar kreeg ik te horen dat ik
zwaar suikerpatiënt was. Mijn ogen waren ook aangetast, glaucoom
noemen ze dat. En al heel snel kreeg ik zere tenen. Wat er toen
gebeurde, die hadden zo onder deze ziekte geleden dat ze niets
anders meer konden dan ze amputeren. Ik heb zo gehuild. Daar lag
ik dan zonder tenen. Na de operatie kreeg ik hoge
koorts, Ik lag in een ziekenhuisbed. Tot op een dag de zusters
vergeten waren de stangen van het bed omhoog te zetten. Door mijn
hoge koorts en het ijlen viel ik eruit, op mijn hoofd. Helaas ging
toen voor mij het licht uit. De val op mijn hoofd was dodelijk. |
|
Nu, in het Grote Licht, besef ik dat mijn leven is opgehouden.
Een leven met zorg, ontbering en pech. Altijd voor een ander
zorgen. En toen ik eindelijk zelf aan de beurt kwam ben ik al snel
overleden. Een leven met stil verdriet, zelfs tranen heb ik
niet vergoten. Daar had ik immers geen tijd voor. Ik
hoop dat ik mag reïncarneren en een fijn nieuw leven mag krijgen.
Ik wil zo graag liefde in mijn leven, want ik weet niet hoe dat
voelt… |
|
|