|
Opgetekend:
9 september 2022
Mijn motto: Voor minder doe ik het niet
Als klein jongetje probeerde ik zo goed
mogelijk te leren. Mijn ouders waren hardwerkende mensen. De
opvoeding die ze mij gaven was heel terdege. Een stuk
verantwoording voor de maatschappij hielden ze mij voor. Aan
liefde geen gebrek, mijn moeder kon mij af en toe heel lief
knuffelen. En als mijn vader op mijn schouder klopte dan was ik
pas echt trots. Kortom ik voelde mij zeer geborgen.
Van huis uit leerde ik het zakenleven. Altijd hard werken, met
soms een kleine beloning. Maar van jongs af aan wist ik dat ik dat
ook wilde. Een eigen bedrijf met veel personeel. Dus moest ik mijn
school maar gauw afronden. Dat gebeurde zeker, ik kon zeer
goed leren. Na school had ik vele baantjes, daar leerde ik vele
trucs. Maar steeds had ik in mijn achterhoofd, ooit ga ik voor
mijzelf beginnen. Het bedrijf waar ik voor werkte gaf mij vele
promoties. Tot ja, je begrijpt het al, de top. Ik werd directeur.
De 1e dag dat ik daar in die stoel zat was ik zo blij en trots.
Inmiddels had ik een vrouw en die verwachtte ons 1e
kind. Een ding had ik noot geleerd, ik kon mij niet ontspannen. De
boog stond altijd gespannen. En ik was ook geen vriendelijk
persoon. Uitgeput ging ik steeds naar huis toe, waar ik mij ook
verstopte in het overgebleven werk. Tijd voor ontspanning en tijd
voor mijn gezin, het kwam er niet. Vele mensen waarschuwden mij:
‘Ga eens iets leuks doen, ga er eens op uit…’ Door deze spanning
knapte het in mijn huwelijk. Mijn vrouw en kind gingen bij mij
weg. Ik ging toen nog harder werken. En toen kwam de klap. Het
bedrijf toonde scheuren. Boos personeel, valse berichten,
chantage, het hield niet op. Nachten lag ik wakker en bleef
piekeren. Niemand om mij heen vertrouwde ik meer. Daar reed ik dan
in mijn dure auto en woonde in mijn zeer dure huis waar de muren
mij aanvlogen. Het ging steeds slechter met mij en hulp wilde ik
niet zoeken. Ik geloofde daar niet in. Had ik dat maar gedaan. Ik
was totaal mijzelf kwijt. Op een ochtend stond ik op,
ik kon niet meer. ‘Ga naar het bos toe’ denderde het in mijn
hoofd, en neem een touw mee. Heel zorgvuldig makte ik een strop
aan een boom. Ik kwam daarna terug met een trapje. Mijn hoofd deed
ik in de strop en ik schopte het trapje weg. Wat er toen
gebeurde, ik kan het gewoon niet vertellen. Wat had ik gedaan...?,
ging door mij heen. Deze zelfmoord is zo gruwelijk. Ik zweefde in
het Grote Licht. “Help mij”, riep ik inwendig. Ik wilde dit echt
niet zo, maar ik zag geen uitweg meer. Vol liefde werd ik toch
opgenomen aan Gene Zijde. Daar koester ik mijn wonden. Daar is
alles liefde en mededogen. Nooit zou ik dit meer gedaan hebben,
zeker niet voor mijn vrouw en kind. Dan maar een mislukkeling.
Maar het leven is heilig. Lieve mensen denk goed na
voor u deze stap neemt. Het is onherroepelijk.
Dank dat ik dit mocht vertellen |
 |
|
|