|
Opgetekend:
13 oktober 2022
Voorwoord Ik wist
dat het een keer slecht zou aflopen.
Je kunt niet altijd onder de radar blijven.
Eens komt de dag…
en dan moet je afrekenen…
Als klein jongetje was ik vaak tegen de
draad. Mijn ouders noemden mij een straatboefje, altijd dwars
er tegenin. Hoezo luisteren…? Wij stookten fikkies, trokken
belletje, kortom wij trapten altijd rotzooi. In de stad viel dat
niet zo op. Als wij in een dorp hadden gewoond was dat meer
opgevallen, meer sociale controle. Mijn moeder was veel te
soft. Alles mocht, dat was de Marokkaanse cultuur. En mijn vader
was alleen maar druk met lotgenoten. Wij zwalkten op
straat. Mijn vrienden en ik zagen veel, misschien wel te veel.
Toen wij groter werden haalden wij meer streken uit. In winkels
wat stelen, wij rookten stiekem en gingen gratis met de tram mee.
Op een bepaalde dag zei een vriend tegen mij: ik heb een gabber
die wil ons wat bij laten verdienen. Prachtig, dacht ik, want mijn
zakgeld was niet al te hoog. Wij kregen een scooter aangeboden,
geen idee waar hij vandaan kwam. Er werd gevraagd in het
schemerdonker pakketjes weg te brengen. Geen idee wat erin zat.
Maar, zeiden ze, blijf uit handen van de politie. En verraad nooit
je opdrachtgever. Zo langzaamaan verzeilde ik in het
drugsmilieu. Ik verkocht, ik dealde en gebruikte zelf ook.
Toen kwam mijn vriend met een voorstel. Wij mochten rijden in een
dure Audi. Die moest naar Duitsland. Wij kregen instructies mee
voor een plofkraak, een geldautomaat moesten wij opblazen. Samen
met mijn vriend met 200 km op de teller gingen wij op weg. En net
toen wij de kraak hadden voltooid kwam de politie. Een wilde rit
volgde en wij werden ingerekend. Naar de politiecel, rechtbank en
de bak in voor vele jaren. Ik riep om hulp. Helaas was ik zeer
claustrofobisch. Zij geloofden mij niet… Geen pardon, gewoon de
cel in. Ik schreeuwde het uit van angst. Het zweet brak mij uit,
ik kon niet tegen opsluiting in kleine ruimtes. Een psycholoog
kwam langs, maar niets hielp. Een bewaker had
medelijden met mij en zei: “Ik zal jou meer luchten en geef je
corvee in de keuken. Daar mag je klusjes doen”. En alsof het zo
moest zijn, iemand had een mes die hij mij wilde verkopen. Terug
in mijn cel heb ik uit wanhoop mijn polsen doorgesneden en mijzelf
in mijn keel gestoken. Ik bloedde dood, ze kwamen te laat.
Nu zit mijn leven erop. Ik kon er niet meer tegen. Ik wil
wel meegeven: Doe dit soort dingen nooit, blijf op het rechte pad.
Een gevangenis is voor velen een hel. Getraumatiseerd
ging ik over, ik moest alles nog verwerken en een voortgang zien.
Wat was ik dom, helaas te laat… |
 |
|
|