|
Opgetekend:
17 januari 2023
Voorwoord Mijn
leven ging niet over rozen. En waar ik nu ben, ik weet het niet…
Ik groeide op in een achterstandswijk, vlak
bij de Pijp in Amsterdam. Wij hadden het niet breed.
Mijn moeder werkte in de schoonmaak en mijn vader was lasser.
Hardwerkende ijverige mensen die alles aanpakten, maar nooit iets
overhielden. Leren zat er voor mij niet in, geen geld om spullen
te kopen. Zij hadden moeite om mij te kleden en te voeden dus na
een paar klassen lagere school hield het op. Werken moest ik,
dagenlang, om voor het thuisfront te zorgen. Al heel
jong liep ik tegen de verkeerde man aan en trouwde daarmee. Hij
vond dat ik in de avonduren nog wel wat bij kon verdienen.
“Vrienden genoeg”, zei hij, die daarvan wilden genieten. “Dan
kunnen wij ooit een auto kopen”, zei hij. Zelf was hij erg sluw,
bij het criminele af. Al heel snel was de gevangenis zijn tweede
huis. En ook al gebruikten wij geen voorbehoedsmiddelen, kinderen
kregen wij niet. Maar goed ook, denk ik. Een leeg goedkoop
bestaan... Al heel snel draaide ik door en belandde
in een kliniek. “Ja”, zei ik tegen mijzelf, “nu ben je zo gek
als een deur”. Een ding wist ik nog, ik wilde scheiden en weer
alleen gaan wonen. Liever alleen dan met deze partner. Na het
bezoek uit de gevangenis had hij erg losse handjes. Als hij mijn
strot maar niet dichtknijpt, dacht ik. Maar de scheiding kwam er
tandenknarsend door. Hij had inmiddels een ander mokkeltje ontmoet
en wilde daarmee verder. Ik ging wonen in een kraakpand,
helaas erg tochtig en koud. Dat was ook de reden dat ik een
longontsteking kreeg. Na de opname in het ziekenhuis, waar ik aan
een draadje hing, kreeg ik thuisverzorging. Ik slikte inmiddels
zware antidepressiva, antibiotica erbij, harttabletten, en meer
van die zooi. Daar zat ik dan, wachtend op de
verpleegster die dagelijks kwam. Op zekere dag moest de
verpleegster even bellen. Ik graaide in haar tas en vond een grote
hoeveelheid pillen. Een glas water, en je snapt het al. Alles in
één slok naar binnen. Versuft keek ik om mij heen, ik voelde mij
wegzakken. Hulp van de verpleegster kwam te laat. Ze begreep eerst
niet wat er gebeurde. Waar ik nu ben weet ik niet.
Godskolere, is er dan weer een leven? Ik snap het niet meer. Hoop
dat ze dat mij willen uitleggen. Zweef ik…? Hoor ik nog ergens
bij…? Ik weet het niet. Ik begrijp dat mijn gedachten nu
opgepikt worden. Zet ze maar op papier meid, misschien ga ik het
dan nog eens begrijpen. Mijn leven was hard maar dit is ook niks!
Marie |
|
|
|