|
Opgetekend:
16 mei 2023
Voorwoord Ze
dachten dat ik het niet zou doen.
Nu wil ik mijn verhaal graag vertellen:
Ze dachten dat ik het nooit zou doen…
Hoe goed kenden ze mij? Het is moeilijk om bij een ander in zijn
of haar hoofd te kijken. Ik liep er al lang mee. In
mijn jeugd ging het nog wel met mij. Maar al zo lang voelde ik dat
ik in een verkeerd lichaam zat. Ik wilde geen jongen zijn, gaf
niets om voetbal. Heel ondeugend keek ik altijd naar meisjes,
die het niet door hadden dat ik ook zo wilde zijn. Stiekem deed ik
wel eens spullen van mijn zusje aan. Ik droomde ervan. Tot op
de dag dat ik mijn ouders inlichtte over mijn geaardheid, mijn
gevoel. Nu, dat was fout. Ongeloof en woede. ‘Ik moest mij niet zo
aanstellen’. Het was zeker iets van deze tijd, zeiden ze. “Heb je
er veel over gelezen?”, vroeg mijn moeder. “Fantaseer je niet
teveel…? Dat ben jij niet, hoor je het?” Ik probeerde ze te
overtuigen. En toen dat niet lukte zei ik: dan wil ik dood. Ik
stap op de rails totdat de trein komt. Niemand geloofde mij.
Eigenlijk lachten ze mij uit. “Doe normaal”, zeiden mijn
ouders en mijn zusje. Tot op die bewuste dag… Ik
kleedde mij netjes aan, deed een lekker luchtje op en wandelde
naar de treinrails. Ik wist waar de sneltrein reed, en daar zou ik
springen. En toen…, ik heb het echt gedaan. Geen deel van mijn
lichaam, dat ik toch niet wilde, was er nog. Mijn ziel was er net
op tijd uit. Maar het traumatische van de aanstormende trein blijf
ik zien. Nu zweef ik tussen hemel en aarde. Ik
voel het als een straf. Ik had immers zelfmoord gepleegd. Maar ik
kon niet meer. Vol overgave vraag ik: "Als er vergeving en het
Licht bestaat, neem mij op en geef mij een plaatsje. Ik heb dit
gedaan uit nood en geen onwil. Zo erg dat ik mijzelf nu nog niet
kan begrijpen. Help mij a.u.b. Geef mij rust, als dat kan. En
laten mijn ouders en mijn zusje mij ooit gaan begrijpen als dat
mogelijk is…” |
 |
|
|