|
Opgetekend: 12 oktober 2002...
Tranen druppelen over haar
wangen.
Haar gevoel zegt haar:
Ik kan hem niet bereiken.
Hij was zo ver weg en ik was hem zo kwijt.
De streep die er tussen ligt is uiterst dun, een vliesje om te overschrijden.
Het hart van hem pulseert, het brengt de boodschappen naar haar over.
Zij kan het niet horen, een ijsklomp heeft zich gevormd om haar hart.
De beschadigingen die zijn aangebracht reflecteren op de ziel.
Stil en koud in het maanlicht zoekt zij de weg naar bekende oorden.
De zon krijgt steeds meer kracht.
Zijn stralen zijn zo warm dat hij ijsbergen kan doen gaan smelten.
Hij is zich niet van deze kracht bewust.
In gedachten ziet hij de maan.
Zij is zo zuiver, wit en rein.
Zijn gouden stralen pulseren kracht, en onbewust doet hij de koude ijslagen smelten.
Nooit eerder in de geschiedenis konden de zon en de maan
elkaar zo verwarmen.
Het licht wat de ene verspreid wijst de ander de weg.
Het koude bezeerde hemellichaam
warmt zich aan deze gouden schijf.
Stil schuiven ze naar elkaar.
De eenheid tussen zon en maan is bezegeld, en duizenden sterren stralen hun sterrendans.
Gelukkig is het heelal, gelukkig zijn allen die het mogen aanschouwen. |
|
|
|
|